- 19 februari 2019
- | 7 min. leestijd
- | Bron: Sanilec
Correcte inplanting ventilatieroosters geen nattevingerwerk.
Vandaag brengt de mens 90% van de tijd brengen door in gebouwen. Helaas is de binnenluchtkwaliteit niet altijd optimaal. Ventilatie is dus broodnodig. De juiste dimensionering van een ventilatiesysteem is niet zo moeilijk voor de geoefende installateur. Bovendien wordt ook de drempel lager, vandaag de dag zijn er softwareprogramma's die de optimale inplanting berekenen op basis van de input die u geeft. Bart Pennewaert van TROX Belgium op de (lucht)rooster gelegd.
Comfort niet vergeten
Correct dimensioneren om een gezonde binnenlucht te garanderen is één zaak, maar niet tot elke prijs, zo blijkt. Comfort is voor de aanwezigen in het gebouw nog altijd zeer belangrijk en vaak ook meer tastbaar dan verontreiniging. Dat comfort kunnen we opsplitsen in meerdere factoren, zoals luchtsnelheid, worp en geluidsniveau. Fabrikanten geven altijd deze factoren mee, want ze zijn voor elk rooster weer anders. Het loont dus zeker de moeite om roosters te vergelijken in functie van de activiteiten in het gebouw.
Luchtsnelheid
De luchtsnelheid heeft een rechtstreekse invloed op het comfort in een ruimte. Een te snelle uitblazing zal leiden tot klachten over tocht. Veel roosters worden evenwel puur geselecteerd op de opgegeven worp van een rooster (zie verder) terwijl in heel wat toepassingen er heel wat meer factoren meespelen in de bepaling van een aangename luchtsnelheid. Aangeraden wordt om een maximale luchtsnelheid van 0,20 m/s aan te houden. Bij het selecteren van het correcte rooster zal niet enkel rekening moeten gehouden worden met de worp van één rooster, maar ook met de invloed van andere roosters (meer bepaald hun worp, model en inplanting) op de worp. Daarnaast zijn ook andere factoren nog van belang bij de luchtsnelheid, zoals het luchtdebiet en de hoogte van de ruimte.
Niet te verwarren met ∆t
Wat vaak door elkaar gehaald wordt is het verschil tussen een te grote luchtsnelheid (=tocht) en het resterende temperatuurverschil ∆t. Wie tegen een koud venster zit, voelt de koude op zijn lichaam stralen. Ten onrechte wordt dit dan toegeschreven aan tocht, terwijl de eigenlijke oorzaak een te groot temperatuurverschil is tussen de binnen geblazen lucht uit de roosters en de buitenlucht. De worp en luchtsnelheid (zie eerder) mag dan wel laag genoeg zijn en beantwoorden aan de norm, als het temperatuurverschil te groot blijft, zullen er ongetwijfeld comfortklachten volgen. De norm schrijft hier een ∆t voor van maximaal 3°C voor, maar uit de praktijk blijkt dit toch wat ruim gemeten te zijn. Een rest ∆t van 1°C zal dit soort klachten beter vermijden.
Worp
Worp is een volgend belangrijk selectiecriterium. Worp kunnen we definiëren als de verspreiding van de toevoerlucht aan een zekere snelheid. De worpafstand -hoe ver de worp reikt in functie van zijn uitblaasafstand- moet zo gekozen worden dat hij kleiner of gelijk is aan de afstand tot een obstakel (de overstaande muur of ander obstakel). De correcte keuze van de worp is vooral belangrijk in functie van het comfort. Een te kleine worp zal leiden tot een te trage verversing van de lucht. Een te grote worp zal dan weer leiden tot te grote luchtsnelheden, wat ook weer als onaangenaam kan worden ervaren. Bij de keuze voor een bepaalde worpafstand maakt men soms de fout om geen of te weinig rekening te houden met andere luchtstromingen in de ruimte. Let er ook op dat de fabrikanten hun opgegeven waarden meegeven voor volledig recht gerichte lamellen. Bij regelbare toestellen zal het gekozen uitblaaspatroon uiteraard de grootte van de worp beïnvloeden. De maximale worp die fabrikanten opgeven, voldoet tot een zekere maximumhoogte. Bij ruimtes die hoger zijn worden meestal correctiefactoren opgegeven om de exacte worp te bepalen.
Drukverlies
Drukverlies is nefast voor twee factoren: een slechtere werking en meer energieverbruik. Het is dus zeer interessant om het statische drukverlies van de roosters bij een bepaald luchtdebiet onder de loep te nemen. Belangrijk hierbij is dat ook de maximaal toegestane opvoerhoogte van het kanalennet te kennen. Fabrikanten doen er alles aan om dit drukverlies te beperken. Meer info daarover onder de hoofding 'Roostermaterialen'.
Aantal luchtwisselingen
Ook het aantal luchtwisselingen is een belangrijke keuzefactor. Tot 7 à 8 luchtwisselingen kunnen zowat alle roostertypes gebruikt worden, maar als de ventilatie intensiever is en er ook koeling bij komt kijken, dan beperkt de keuze zich eerder tot wervelroosters. Wanneer er een hoog ventilatiecomfort nodig is, stapt men dan weer over naar verdringingsventilatie. Dat laatste heeft dan weer het nadeel dat je enkel met een kleinere ∆t kan werken. De opdeling is terug te brengen tot de twee werkingsprincipes: mengventilatie brengt lucht binnen en verdunt zo de bestaande luchtmassa, dit is typisch voor wervelroosters en jet nozzles, in grotere ruimtes. Daar staan de systemen tegenover waarbij laagturbulente lucht binnengebracht wordt met een klein temperatuurverschil. Door de kleine ∆t is er meer comfort, maar er moeten hier wel grotere luchtvolumes verzet worden. Spleet- of lijnroosters vormen zowat de gulden middenweg tussen beide principes. Types met dubbele of enkele deflectie zijn typisch voor wandroosters. Bij enkele deflectie wordt enkel in een vast patroon geblazen en dat kan ook niet gewijzigd worden. Bij dubbele deflectie kan de dubbele rij lamellen zo ingesteld worden dat de worp beïnvloedt worden, bijvoorbeeld om te voorkomen dat hij op een plaats terechtkomt waar het comfort negatief beïnvloed wordt. Wandinblaasroosters zijn quasi altijd laaginductief, dus de afbouw van de temperatuur verloopt wat trager. Voor basisventilatie voldoen wandroosters zeker, en ook bij valse plafonds kunnen ze een goed alternatief vormen. Bij vloerroosters kan een soort koude luchttapijt gecreëerd worden. De praktijk waarbij vloerroosters aan de zijkanten geplaatst werden om als een soort wandrooster te fungeren is op de terugweg.
Valkuilen
De correcte inplanting van roosters draagt bij tot een egale luchtverdeling, maar vaak zien we zaken opduiken die roet in het eten gooien.
• Ontwerpers hebben vaak de inplanting van de roosters aangeduid met esthetische factoren in het achterhoofd.
Helaas zijn die factoren niet altijd compatibel met de technische vereisten van een optimale luchtverdeling.
• Ook last-minute veranderingen zijn een doorn in het oog. Een voorbeeld is een gebouw waar met valse plafonds gewerkt wordt.
De roosters zijn berekend voor die configuratie, maar omwille van prijsdruk opteert met op het laatste moment om toch maar zonder
valse plafonds te werken. Een ander voorbeeld is dat men de bestemming van een ruimte plots verandert: een magazijn wordt
bureauruimte, of een doorgang wordt balieruimte.
• Veranderingen van eigenaars van een gebouw leiden ook soms tot andere eisen.
Kwaliteit
We merken dat de markt steeds meer overspoeld wordt door heel wat namaak. Een zorgelijke evolutie, want veel van die producten zien er identiek uit, maar de verhoudingen zijn vaak incorrect, toleranties kloppen niet of de achterliggende elementen ontbreken om een goede uitstroom te creëren. Bovendien beschikken die namaakbedrijven niet over de nodige kennis over een correcte inplanting en selectie, ze kunnen installateurs dus niet bijstaan, laat staan dat u er beroep op kan doen als er in een latere fase iets blijkt te schorten aan de installatie.
Lucht vs. Licht
U krijgt als installateur de opdracht om een installatie te dimensioneren. Na de nodige berekeningen, komt u tot de conclusie dat u x aantal roosters moet plaatsen om tegemoet te komen aan die berekeningen. U bekijkt de ruimte en plant de roosters in op de optimale locaties om een goede luchtverdeling te verkrijgen. Een perfecte werkwijze in de theorie, maar in de praktijk bent u nooit alleen op een werf en dwarsbomen de plannen van andere aannemers weleens uw theoretisch plan. Een standaardvoorbeeld is de verlichting. Vervang in de voorgaande zinnen 'lucht' door 'licht' en 'roosters' door 'armaturen' en u ziet meteen het probleem. Ook de installateur van de verlichting moet op bepaalde punten een zekere minimumlichtsterkte voorzien en moet zorgen voor een optimale lichtverdeling. Er is dan ook een grote kans dat de optimale locatie van zowel roosters als armaturen net op dezelfde locatie ligt. In theorie zou de architect dit risico preventief moeten aanpakken, maar dat is helaas niet altijd het geval. Overleg en communicatie op de werf is hier dan ook van groot belang.
Roostermaterialen
De evolutie gaat duidelijk richting roosters die minder druk opwekken. De achterliggende reden hiervoor is de vraag naar meer energie-efficiëntie. Hier bieden kunststof roosters een zeker voordeel, want de profielen die dit kunnen garanderen moeten een bepaalde vorm hebben. Het gietproces van kunststof opent mogelijkheden om deze vormen te creëren, wat met staal of aluminium niet het geval is. De trend vandaag is dat de keuze ofwel naar staal of kunststof gaat, terwijl aluminium wat op de terugweg lijkt.
Automatiseren
Ook de wereld van de ventilatieroosters ontsnapt niet aan de alomtegenwoordige automatiseringstrends. Zo zien we types met thermogel, waarbij de worp automatisch aangepast wordt naargelang er koude of warme lucht over de gel vloeit. Gemotoriseerde roosters lijken dan weer te stagneren. Wel wordt de achterliggende regeling steeds verder geautomatiseerd, waarbij meetsondes allerlei factoren (CO2 gehalte, temperatuur, VOC stoffen, …) opvolgen en voortdurend hun meting doorsturen naar de variabele sturing die de werking aanpast aan de binnengekomen informatie.
Gevolgen slecht binnenklimaat
De gevolgen van een slecht binnenklimaat worden vaak onderschat door eindklanten. Bij klimaat denken zij nog te vaak aan temperatuur en niet aan luchtkwaliteit. Een slechte luchtkwaliteit heeft echter een rechtstreekse invloed op de productiviteit van werknemers. Ook het werkverzuim is rechtstreeks gelieerd met een slechte luchtkwaliteit. De boosdoeners zijn zeer divers: fijn stof, CO2 en de VOC-emissies. Die laatste afkorting staat voor het Engelse 'volatile organic component' en is een verzamelnaam voor een groep snelverdampende koolwaterstoffen. Veelal zijn ze afkomstig van bouwmaterialen zoals vernis. Dit is een eerder recent probleem en we betalen zo de tol voor de beter geïsoleerde gebouwen waarin we vandaag wonen en werken. Slechte lucht wordt nu veel minder snel uit gebouwen verdreven omdat de bouwschil veel beter afgedicht is dan vroeger.
Fijnstof heeft dan weer negatieve gevolgen voor de luchtwegen en de hart- en bloedvaten.
Verhoogde CO2-concentraties geven aanleiding tot zeer specifieke klachten zoals hoofdpijn en vermoeidheid. Dat leidt tot irritaties op de werkvloer en dat tast zo ook verder de productiviteit en kwaliteit op de werkvloer aan. Naast deze drie effecten, leidt ventilatie ook tot een merkelijk betere energie-efficiëntie.