- 28 mei 2018
- | Bron: Dobbit
Het zelfbouwhuis - aflevering 44

Isoleren en opmetsen van de nieuwe buitengevel - Ep. 44 - Om tot een volledig geïsoleerde buitenschil te komen, moeten we na de oude spouwmuren ook de nieuwe buitenmuren nog isoleren. Daarom voorzien we ze van PIR-platen met tand en groef. Daarna kunnen we de gevel opmetsen.
Transciptie
In de vorige aflevering startten we met de afwerking van de buitenschil.
We plaatsten een spuitbare folie op de ramen om die gedurende de rest van de werken te beschermen.
Daarna lieten we de oude spouwmuren na-isoleren.
In deze aflevering voorzien we ook de nieuwe buitenmuren van isolatie, met PIR-platen met tand en groef.
Nadien kunnen we de gevel gaan opmetsen.
We werken zo'n 96 uur mee met de aannemer. Tegen 40 euro per uur sparen we op die manier 3.840 euro uit.
Vrouw 1
Omtrent de isolatie zitten we hier in ons concept dus eigenlijk met twee opbouwen.
We hebben de opbouw van de bestaande situatie, dus met de bestaande muren. En we hebben een opbouw die eigenlijk kan geïnterpreteerd worden als een nieuwbouw, een nieuwe aanbouw…
Het oude gedeelte namen we in de vorige aflevering al voor onze rekening. De oude spouwmuren voldeden aan de vereisten om te kunnen na-isoleren, dus lieten we die opspuiten met glaswol door een geattesteerd aannemer.
Vrouw 1
In de nieuwe situatie, bij de uitbouw, werken we eigenlijk zoals een traditionele nieuwbouwwoning.
Dus onze opbouw is een dragende muur, met daarop isolatie.
Vrouw 1
Hoe doen we dat? We nemen dus de platen… Euhm… De meeste platen van een bepaald merk zijn voorgeschreven met tand en groef. Dat wil zeggen dat dus de tand in de groef kan geplaatst worden, en op die manier de twee panelen heel goed tegen elkaar geduwd kunnen worden. Dat is één.
Ten tweede is het ook belangrijk dat je ze eigenlijk bijna halfsteens, of toch minstens geschrankt, kunt plaatsen.
Nu, dit is hier nu een eenvoudig… een eenvoudige wand, maar eens je een ietwat moeilijkere wand hebt, kan het misschien opportuun zijn om te zeggen we zorgen eigenlijk dat de dikte van de isolatie in twee gesplitst wordt. Bijvoorbeeld twee maal 6 als het 12 voorgeschreven is. En op die manier kan je dan nóg eens schranken, waardoor je eigenlijk altijd zeker bent dat alles goed geïsoleerd is.
Achter dit alles, moet je het natuurlijk ook héél goed aftapen. Aftapen is van levensbelang voor de winddichtheid.
Nu, wat ik hier bijvoorbeeld ook zie, is dat er nog zwakke puntjes zijn. En zwakke puntjes mogen we niet hebben. We moeten dat dus nog dichtspuiten, met isolatie, en ook opnieuw dichtkitten of afplakken. Zeer belangrijk.
Bij isolatie is het zo dat eigenlijk iets maar zo sterk is als het zwakste punt, en we kunnen daar niet genoeg op hameren.
De dikte van de PIR-platen die we gebruiken, is 10 cm. Dit werd vastgelegd door de architecte en EPB-verslaggever, om zo aan ons vereiste E-peil te komen.
We beginnen de plaatsing met het aanbrengen van de isolatie op het gedeelte onder de waterkering.
Want die moet doorlopen tot in de buitengevel, zodat het vocht uit de spouw naar buiten kan.
Eerst meten we op hoe hoog de folie precies zit, zodat we de platen op de juiste grootte kunnen maken.
Die maat tekenen we dan af op de isolatie.
Dan kun je aan de hand van de voorgedrukte lijnen op de plaat het stuk recht afzagen.
We zagen de naad schuin, zodat de DPC-folie - en dus ook het condensatievocht - naar beneden afloopt.
De hoogste zijde, die aan de kant van de muur zit, komt tot tegen de waterkering en moet de juiste opgemeten hoogte hebben.
Het afgezaagde reststuk plaats je dan aansluitend boven de waterkering.
Je zal zien dat die naad perfect op het stuk eronder past, als een puzzel.
Zit de isolatie mooi tegen de muur, dan kunnen we het vastzetten met isolatiepluggen en slagankers.
Deze pluggen gaan door de isolatie, tot in de dragende muur, en door het bredere uiteinde wordt de isolatieplaat zo tegen de muur geklemd.
Onze platen zijn 10 cm dik, dus werken we met pluggen van 16 cm lang, zo is er voldoende verankering in de achterliggende muur.
Om onze pluggen met diameter 10 in de muur te krijgen, boren we een gat van 9,5 mm groot. Zo klemmen ze goed vast in de opening.
We plakken de boor daarvoor eerst af volgens de lengte van onze tappen, zo weten we perfect hoe diep we moeten boren.
Zitten de bovenste stukken vast, dan kunnen we ook die onder de waterkering nog vastmaken.
Onze PE regenafleider zullen we in de muur verwerken.
Daarom steken we er nog een stuk folie achter. Zo maakt de buis geen contact met de binnenmuur en zal de condens de muur niet kunnen natmaken.
We steken een paar kaleerblokjes tussen de buis en de binnenmuur, zodat er voldoende ruimte is om er PU-schuim achter te spuiten. Zo zit er ook isolerend materiaal achter de afleider, want met een plaat lukt dit niet.
Aan de buitenzijde kleven we aansluitend een flexibele flap EPDM ter hoogte van de waterkering. Zo zal ook daar het vocht uit de spouw naar buiten afgevoerd worden.
Nu kunnen we overgaan naar de volgende rij isolatie.
Daarvoor moeten we de platen opnieuw op maat maken.
Het snijden kun je met een cutter doen. Als je de incisie voldoende diep maakt, kan je het stuk gewoon afbreken.
Voor dunnere panelen kun je eventueel een cirkelzaag gebruiken. En ook een handzaag is een veelgebruikt alternatief.
De rijen plaats je volgens een wildverband, zodat er geen twee naden boven elkaar zitten.
We isoleren hier met PIR. Om dit te verwerken kan het nodig zijn om een mondmasker en veiligheidsbril te dragen tegen irritatie.
Wij werken buiten, dus is dit in principe niet nodig.
We voorzien een enkele laag platen, met tand en groef, dus het is wel belangrijk om ervoor te zorgen dat die goed in elkaar geduwd zitten.
Indien mogelijk, kun je ook 2 dunnere geschrankte lagen plaatsen, zoals we op ons plat dak deden. Die hoeven dan niet per se een tand en groef te hebben.
Aansluitingen met andere materies, zoals de regenbuis of het raamkader, spuit je best nog op met PU-schuim, zodat er daar zeker geen koudebruggen zijn.
We gebruiken een paar isolatiepluggen om een plaat op zijn plaats te houden.
Tijdens het metsen zal de aannemer er dan voor zorgen dat we tot de voorgeschreven hoeveelheid van 5 à 7 ankers per vierkante meter komen.
Die extra pluggen worden dan geplaatst tijdens het metsen, wanneer duidelijk is waar de voegen van het voorliggende metselwerk zullen komen. Je kan dit ook vooraf afmeten en -tekenen, maar dat maakt het veel moeilijker en duurt langer.
Eens de volledige muur bedekt is met isolatieplaten, moeten we nog de finishing touch doen.
Als afwerking plakken we alle naden af met bijgeleverde tape. Die zorgt voor een volledig winddicht geheel.
De luchtdichtheid van de buitenschil zullen we dan later via de binnenzijde van de woning aanpakken.
Nu onze muren geïsoleerd zijn, kunnen we aan het metselwerk beginnen.
We kiezen voor een relatief dunne getrommelde strengpersgevelsteen. Die zijn heel maatvast, waardoor we ze met dunbedmortel zullen plaatsen. Als je wil, kan je ze zelfs ook verlijmen.
De uitlijning van de gevel moet natuurlijk perfect zijn, want dit bepaalt een groot deel van het uitzicht van de woning.
Daarom plaatste de aannemer al de onderste rijen. Zo zijn we zeker dat de muur op de juiste positie ten opzichte van de bovenliggende Z-profielen zal staan, en hebben we een perfect rechte basis om van te starten.
Het belangrijkste voorbereidende werk is het zetten van de metsersprofielen aan de uiteindes.
Die zullen bepalen welke lijn je zal volgen met je metserswerk en of je muur ook loodrecht staat.
Een gewoon exemplaar kun je met een zelfgemaakt hulpstuk langs boven stevig vastklemmen.
Het enige wat je daarvoor nodig hebt, zijn een rechte plank, een zaag, een aantal schroeven en een winkelhaak.
We zagen onze plank eerst in kortere stukken.
Om nu een hulpstuk in de vorm van een rechte hoek te bekomen, zullen we 2 planken recht ten opzichte van elkaar positioneren en die fixeren met een derde, korter plankje.
We hangen de twee planken aan elkaar door in de kop van de plank te schroeven.
Om nu een perfecte hoek van 90° te bekomen, gebruiken we een winkelhaak.
Sluiten de planken goed tegen de benen van de haak aan, dan kun je ze in die positie vastzetten door het derde plankje erop te schroeven.
Ten slotte zagen we nog de uitstekende hoekjes af, zodat die niet in de weg zitten.
Voor we het profiel vervolgens aan de bovenkant gaan monteren met ons hulpstuk, voorzien we nog een plank aan de onderkant.
Die kunnen we dan vastkloppen aan de grond, zodat het profiel stevig blijft staan.
Met enkele spanvijzen en onze gemaakte hoek klemmen we de bovenkant van het profiel nu vast aan onze stalen boord.
Nadat we de pasheid en de uitlijning met onze onderste muurstenen op punt gezet hebben, kunnen we alles aandraaien.
En ook het voetje aan de onderkant zetten we nog vast aan de grond met staalnagels.
Daarna plaatsen we een tweede profiel aan het andere uiteinde van onze muur. Die zetten we op precies dezelfde afstand van de rand van onze zwé, zo zal de muur mooi gelijk lopen met de afwerkboord.
Tussen die twee referentielatten kunnen we dan ons metserskoord spannen, zo weten we welke lijn we moeten volgen.
Om nu te weten hoe hoog dit touw moet hangen, moeten we nog een maatlat maken.
We meten daarvoor eerst de hoogte van 10 stenen.
Door onze lagenmaat met 10 stenen te berekenen, kunnen we eventuele verschillen in steengroottes opvangen.
Bij deze maat, tellen we nu 10x de vereiste voegbreedte op. Die werd door de architecte vastgelegd op 5 mm, waardoor we dus 50 mm moeten bijrekenen.
Deel dit totaal dan door 10 – het aantal stenen – en zo bekom je een lagenmaat van 54,5 mm.
Deze maat teken je nu uit op je lat.
Plooi je meter hierbij meteen helemaal open, zodat je die zo weinig mogelijk verschuift bij het uitzetten van de streepjes. Want een 0,5 mm kan al veel verschil betekenen bij zo’n dunne voeg.
We willen langs boven tegen onze stalen afwerkboord eindigen met een volle steen, dus houden we daar meteen ook rekening mee bij het maken van onze maatlat.
Door de stenen daarna nog eens naast onze lat te leggen, kunnen we controleren of alles klopt.
Nu is het een kwestie van die maat over te zetten op onze metsersprofielen.
Let daarbij op dat je mooi recht op de lat kijkt, zodat de streepjes zeker juist overgebracht worden!
Werd het profiel al voor andere metselwerken gebruikt, dan kunnen er al markeringen op staan, wat misleidend kan zijn.
Zorg daarom steeds dat het proper is, of kleef schilderstape op je profiel, zo is er geen verwarring mogelijk en voorkom je fouten te maken!
Dan rest ons nog de mortel te maken, voor we aan het eigenlijke metsen kunnen beginnen.
In principe is het niet moeilijk:
Je kijkt op de verpakking hoeveel water je moet gebruiken…
Daar voeg je de mortel bij…
En dan mix je dit tot een egale massa.
Het is heel belangrijk dat het mengsel niet te lopend is. Daarom is het beter om in het begin iets te weinig water te gebruiken dan te veel. Dan kun je er nog extra bijdoen, wanneer nodig.
We kunnen nu aan het metsen beginnen.
Eerst positioneren we ons metserstouw correct, volgens de lagenmaat die we uitgetekend hebben.
We werken hier met dunbedmortel en die kun je het gemakkelijkst aanbrengen met een mortelpomp.
Maakt die eerst even nat voor je hem gebruikt, zo blijft de mortel niet plakken aan de binnenkant.
Om hem te vullen steek je de kop in de mortel en zuig je die in de pomp, door aan de hendel te trekken.
Met de pomp kunnen we de mortel nu gelijkmatig op de stenen aanbrengen.
Dit doe je in één of twee lijnen, naargelang de voegbreedte die je nodig hebt.
Bij ons zijn twee stroken aangewezen, zo kunnen we de stenen nog voldoende bijregelen.
Daarop kunnen we nu de gevelstenen plaatsen.
Laat ze aansluiten tegen je koord, zo volg je de juiste rechte lijn. Controle met een waterpas is daarom ook niet nodig.
We kiezen ervoor om de gevel volgens een wildverband op te metsen, dit geeft het mooiste effect.
Soms is het daarbij nodig om een reststukje tussen te plaatsen, zodat we dit verband kunnen aanhouden en er geen twee naden boven elkaar zitten.
De stootvoegen laten we volledig tegen elkaar aansluiten, zonder mortel tussen.
Als zelfbouwer is dit een klus waarbij je heel goed kan helpen door de aannemer te dienen.
Je kan de mortel aanmaken en die ook aanbrengen op de stenen, zo kan hij die continu verder leggen.
Of je kan het metsen zelf doen, maar hou er wel rekening mee dat dit heel secuur werk is!
Van zodra je met je gevelsteen hoger zit dan het niveau van de dorpel, kun je de DPC-folie die je door je isolatie getrokken hebt, in je voegen verwerken.
Doordat die ook naar beneden loopt, zal de condens uit je spouw richting de buitengevel afgevoerd worden.
Leg de folie eerst vast met een paar stenen en snijd het overtollige deel af.
Daarna mets je gewoon op de DPC verder, zodat hij in de gevel verwerkt zit.
Per nieuwe laag brengen we het metsertouw ook iets naar boven. En door de vooraf afgetekende streepjes, gaat dit feilloos.
Onze voeg is hier vastgelegd op 5 mm, daarom moeten we dunbedmortel gebruiken. Van zodra je voeg minder is dan 10 mm, is dit nodig.
Bij meer dan 10 mm gebruik je beter gewone mortel, want die is ook minder duur dan de dunbedvariant.
Zo’n dunbedmortel heeft een specifieke samenstelling waardoor de stevigheid van je muur gegarandeerd wordt, ondanks de dunne voeg.
Het geeft je gevel ook meer dynamiek, en om het accent op onze gevelstenen te houden, schrapen we de voegen tijdens het metsen meteen ook een beetje uit. Dit geeft een mooier egaal beeld aan je gevel.
Daarnaast kozen we voor het RAL-kleur 1019 voor onze mortel. Deze tint sluit zo goed mogelijk aan bij onze gevelsteen en zorgt voor een mooi eenduidig geheel.
Tijdens het metsen mogen we niet vergeten om regelmatig spouwankers aan te brengen. Die zorgen ervoor dat de gevel stevig met de achterliggende muur verbonden is.
De regelgeving schrijft voor dat er 5 à 7 spouwhaken per m² moeten geplaatst worden.
Uit de praktijk leerde onze aannemer dat dit inhoudt dat je dan maximum om de 60 cm hoogte een rij ankers moet voorzien.
Je boort de gaten voor de pluggen iets hoger dan je rij stenen. Zo kun je de ankers naar beneden plooien, in je voeg.
Op die manier drijf je het vocht op de ankers ook richting buiten.
Plaats een spouwhaak om de 50 centimeter, zo zit alles zeker voldoende verankerd.
Als de ankers mooi op je steen aansluiten, kun je er de volgende rij op gaan metsen.
De uiteindes zijn plat en aangepast voor dunbed, omdat je maar een smalle voeg hebt.
Ze zijn bovendien in inox, tegen het roesten, al is dit niet verplicht.
Het opmetsen van de volledige gevel is natuurlijk niet op één twee drie geklaard. Daarom dekken we op het einde van een werkdag het metselwerk af tegen de regen.
Zo komt er geen water in de stenen te staan, dat zou kunnen uitzakken en je muur besmeuren. Én zo spoelt de voeg niet uit voor ze droog is.
In deze aflevering bespaarden we 3.840 euro. Samen met het voorlopige totaal van 51.710 euro komt het gespaarde bedrag nu uit op 55.550 euro.
In de volgende aflevering voorzien we een nieuwe trap, zodat we weer vlot tussen de verschillende verdiepingen kunnen bewegen. We beslissen om die zelf in beton te gieten, maar eerst moeten we daarvoor de nodige bekisting voorzien.