- 12 maart 2020
- | Bron: Dobbit
DE ENGELSE OLDTIMER 29 - Afwerken ophanging en startsysteem
In deze reeks van DIY on Wheels krijgt een Austin Cooper S uit 1964 een body off restauratie. In deze aflevering werkt Carl de ophanging af met schokdempers en originele velgjes. Hij gaat ook aan de slag met het startsysteem.
Transciptie
In deze reeks van DIY on Wheels krijgt een Austin Cooper S uit 1964 een body off restauratie.
In de vorige aflevering plaatste Carl de carburators terug. Nu gaat hij de ophanging helemaal afwerken.
Man 1
Het laatste onderdeel van de ophanging die ik nog moet monteren is de schokdempers en de bump-stops. Die zijn nu net binnengekomen. Hier gebruik een regelbare schokdemper. Met deze knop kan je de vering instellen. Harder of zachter zetten. Als beginpositie zet ik die altijd op zn zachtst. Die kan je dan later afstellen maar dat doe je dan na het rijden met de wagen.
Man 1
Je steekt ook best de afstelknop aan de voorkant. Dan kan je er makkelijk bij.
Carl maakt deze bovenaan vast aan de extra beugels die hij op de carrosserie plaatste. Dit deed hij nog voor de body herspoten werd.
Onderdaan worden ze samen met de bump-stop vastgemaakt. Hiervoor moest Carl het gat voor de originele bump-stops iets groter maken.
Man 1
Dit zijn eigenlijk bump-stops van een MGB, die verstevigd zijn.
Deze zijn dus groter en steviger dan de originele. Ze zullen het rijgedrag van de wagen verbeteren, wat zeker niet overbodig is bij het rally rijden.
Ook achteraan worden de originele vervangen door de MG bump-stops.
Man 1
Dit is nu de bump-stop achteraan, de voorste heb ik daarnet gemonteerd. Als de Mini straks weer op zijn wielen staat, dan staat dat wiel hoger en er net niet tegen. Dit veert mee en verhelpt de rolneigingen van de wagen. Met de standaard bum-stops heeft de wagen nog de neiging om te duiken als je remt en als je gas geeft. En in een bocht naar links en rechts ook. Dit zal dat verhelpen. In samenwerking met die schokdempers vooraan. De fabrieks rallywagens waren ook zo aangepast. Het zorgt ook voor een stabielere wegligging.
En uiteraard wordt dit ook aan de andere kant van de wagen gemonteerd.
Nu de ophanging helemaal klaar is, kan Carl ook de wielen weer monteren.
Man 1
De correcte velgen zijn nu ook toegekomen. Oorspronkelijk zaten er Minilight velgen op deze Cooper. Die zijn eigenlijk te recent tegenover de leeftijd van de wagen. Ik heb dan gezocht naar originele velgen, zoals ze gemonteerd waren op de fabriekswagens. Die hebben ronde gaten en het juiste nummer staat erin, dat is het fabrieksnummer. Ze zijn 4,5 duim dik, die zijn iets breder dan de originele velgen van de Mini. Dit zijn dus de juiste. Ik heb er ook een nieuw type raceband op laten monteren. Deze zijn opnieuw uitgebracht en zorgt voor een mooie racing look. Ik heb de velgen ook laten zandstralen en poederlakken. Ditmaal in het wit, zelfde kleur als het dak. De velgen van de fabriekswagens hadden allemaal andere kleuren. Die kleuren waren een indicatie van het type band dat er op lag. Zacht of harder bijvoorbeeld. Zo zagen de mechaniciens onmiddellijk welke banden ze nodig hadden tijdens een pitstop bijvoorbeeld. Hier hebben we voor wit gekozen omdat dit mooist past bij het dak. Ze zijn ook uitgebalanceerd met lood. En dit op de ouderwetse manier dus niet met plaklood zoals ze nu doen.
Man 1
Op deze velg hangt er het meeste balanceerlood dus dit was niet meer helemaal recht. Dit ga ik dus gebruiken als reservewiel.
Deze kan dus al in de koffer.
Man 1
Als je een wiel monteert, moet je ook altijd de draairichting bekijken. Bij sommige banden speelt dat geen rol, links of rechts is gelijk. Bij deze banden wel, hier staat de indicatie. Dit moet dus juist gemonteerd worden, in de richting dat je rijdt dus. Dat is belangrijk voor het afvoeren van het water door het bandenprofiel. Er zijn dus twee linkse en twee rechtse banden. Als je reserve kan je maar één meenemen natuurlijk, maar dat maakt minder uit. Wel goed op letten dus.
Voor de montage gebruikt Carl ook nieuwe wielbouten.
Man 1
Na de montage moeten de wielbouten ook altijd op moment aangespannen worden. Bij een Mini is dat op 80 Newtonmeter.
En zo monteert Carl alle wielen op de correcte manier. Nu is de wielbasis volledig klaar.
Samen met de schokbrekers en de bump-stops werd ook de nieuwe uitlaat geleverd. Die kan Carl dus ook afwerken.
De buizen schuiven eenvoudig in elkaar en worden afgewerkt met de demper achteraan.
Man 1
Voor deze Mini heb ik gekozen voor een centrale uitlaat. Daar zitten nu nog geen beugels op, hij is nog niet vastgemaakt. Dat ga ik pas later doen en dan ga ik de wagen ook op de brug zetten, dat werkt makkelijker. Ik zal ook geen beugels gebruiken, ik zal de uitlaat vastlassen. Enkel de onderkant. Dit zal niet loskomen, je zal dit later wel zien.
De demper zelf wordt wel vastgemaakt aan de ophangbeugel achteraan.
En zo is dit ook al klaar.
Man 1
Nu ga ik de starmotor monteren. Dit is de originele startmotor, die heb ik laten reviseren. Waarom gebruik ik de oude? Er staat op die startmotor een jaartal. Hier kan je mooi zien dat er 64 opstaat. De wagen is van 1964 dus dit is nog de originele startmotor van deze Cooper. Daarom heb ik deze dus laten reviseren en herschilderen.
Man 1
Aan het mechanisme breng ik nog wat olie aan.
Man 1
En dan gewoon monteren.
Maar hoe werkt dit nu?
Man 1
Dit is eigenlijk een eenvoudige electromotor. Dit is de massa, de behuizing van de motor. Hier wordt de stroom op aangesloten. Wanneer je start komt er stroom op en begint de electromotor te draaien. De bendix vliegt dan in de starterkrans en neemt de motor mee. Dit totdat de motor aanslaat. Eenmaal de motor sneller draait vliegt de bendix er weer uit en is de motor vertrokken.
Het monteren van de startmotor is relatief eenvoudig en gaat dus snel. Carl kan onmiddellijk verder met de rest van het startcircuit aangezien hij de originele onderdelen gebruikt.
Man 1
De startmotor is gemonteerd, nu ga ik het startrelais monteren. Dat is eigenlijk gewoon een verbinding tussen de batterij en de startmotor. Dat gebeurt electrisch. Als je de sleutel omdraait in het contactslot, komt er hier stroom op te staan en maak je contact tussen de batterij en de startmotor. Bij dit oudere type kan je ook de starrelais zelf duwen. Je kan dus je wagen ook manueel starten. Dat was handig voor de mechanicien. Terwijl hij bezig was aan de wagen kon hij eens testen of hij startte of hoe de ontsteking stond. Maar het gevaar was dat als de wagen nog in versnelling stond dan was de wagen vertrokken hé. Dus ze hebben dit type afgeschaft. Bij deze Mini was dit origineel dus ik ga het ook zo laten.
Man 1
Na het monteren van het startrelais ga ik dan ook de massakabel monteren. Ook de kabel van het relais naar de startmotor en ook van het relais naar de batterij.
Man 1
Een voertuig moet ook altijd een gesloten kring hebben. Wat is nu een gesloten kring? Ik zal dat eens demonstreren. We hebben hier een verbruiker, een lamp. Die is al aangesloten op de massa. Als ik nu contact maak met de plus dan brandt de lamp. Een voertuig zit vol met verbruikers, benzinepomp, ontsteking, verwarming, ruitenwissermotor, ect. Die werken allemaal op hetzelfde principe: een stroomdraad – plus die toekomt en een massadraad die op de carrosserie zit. Normaalgezien komt er een draad terug naar de batterij ook. Maar bij een voertuig doen ze dat niet omdat er veel te veel draden zouden zijn. Daarom gebruiken ze dus de carrosserie als massa. Die is dan zogezegd de draad die terugkeert naar de batterij.
Man 1
Nu ga ik de massakabel monteren, dus ook de verbinding tussen de startmotor en de carrosserie om dus een gesloten kring te maken. Deze massakabel heb ik volledig opgekuist. Op de carrosserie heb ik wat verf weggehaald om een goede geleiding te hebben. Want verf laat geen stroom door. Blank metaal dus wel.
Man 1
Om nu te voorkomen dat dit opnieuw gaat roesten, ga ik kopervet monteren. Wat kan het probleem nu zijn met een verroeste massa? De motor gaat trager starten omdat hij niet de volle 12 volt van de batterij krijgt en er dus teveel weerstand is. Het kan ook erg warm worden. Daarom moet je altijd voor een goeie massa aansluiting zorgen, zowel aan de carrosserie als aan de motor. Nu ga ik die verbinding maken.
Man 1
Hetzelfde doe ik ook aan de motor.
Man 1
Ook de bovenkant voorzie ik van kopervet om het oxideren te te gaan.
Man 1
Die massakabel is ook nodig om de motor te verbinden met de carrosserie. Want het motorblok staat eigenlijk volledig op rubbers en die laten geen stroom door. Hier is hij gemonteerd met stabilisatorstangen met rubbers. Ook bij de motorsteunen. Er kan dus geen goeie verbinding zijn met de carrosserie. De enige connectie is de gaskabel. Dus als de massakabel slecht is dan zal hij de gaskabel als massa gebruiken. Maar dat is maar een zeer fijne kabel dus die gaat onmiddellijk smelten. Dan blijft de gaspedaal hangen en dat is ook niet de bedoeling.
Het startrelais wordt gemonteerd op een beugel die op het motorblok komt te zitten. Ook hier is een goede geleiding belangrijk.
Man 1
Het startrelais moet ook altijd een goede verbinding hebben met de motor via de massa om dus weer de gesloten kring te maken. Van die beugel ga ik dus ook wat verf weghalen en kopervet gebruiken. Dit is al blank metaal. Waarom? Normaalgezien maak je gewoon verbinding tussen de batterij en de startmotor. Maar hier komt er ook stroom op toe, die komt van het contactslot. Daar moet je ook weer een gesloten kring hebben. Er kan wel stroom op zitten, maar de kring moet gesloten zijn. Die neemt dan zijn massa via de behuizing. Daarom zal ik er voor zorgen dat die een goeie massa heeft.
Met een kleine staalborstel haalt Carl wat poederlak weg rond de boutgaten. Samen met wat kopervet zal dit ook hier zorgen voor een goede geleiding van de massa.
Man 1
En dit is nu de verbinding tussen de startmotor en het startrelais. Normaalgezien ligt deze hier vooraan, maar ik ga die meer naar boven laten passeren want er komt hier straks nog een oliekoeler op.
Man 1
Er is hier niet zoveel plaats dus ik moet die op een andere plaats steken. En hier mag er dus ook weer een beetje kopervet aan hé.
Als deze aangesloten is, voorziet Carl ook een lange nieuwe massakabel die de aansluiting zal maken met de batterij.
Man 1
En zo gaat ook deze kabel weg onder de wagen tot achteraan naar de batterij die in de koffer zit.
Man 1
Hier start ook de draadbundel die stroom voorziet naar alle verbruikers in het voertuig. Dat is de start ervan. Hier komt de batterij op toe en hier gaat de draadbundel verder. Op deze twee aansluitingen. En deze dient om het startrelais te activeren, via het contactslot op het dashboard.
En zo is de basis van het startcircuit ook al klaar. In de volgende aflevering plaatst Carl de extra koeler en kan hij al eens de oliedruk van het gereviseerde motorblok controleren.